13 Behalve Hazor stak Jozua echter verder geen enkele hooggelegen stad in brand.
14 Alle buit en het vee van de verwoeste steden hielden de Israëlieten voor zichzelf, maar de inwoners doodden zij.
15 Want dat had de Here zijn dienaar Mozes opgedragen. Mozes had die opdracht op zijn beurt aan Jozua doorgegeven, die deze dan ook uitvoerde. Alle aanwijzingen die de Here Mozes had gegeven, voerde Jozua nauwgezet uit.
16 Zo veroverde Jozua het hele land: het bergland, de Negev, het land Gosen, de laaggelegen gebieden, de vlakte van de Jordaan en de heuvels en laagvlakten van Israël.
17 Het gebied van de Israëlieten strekte zich nu uit van de Kale Berg dicht bij Seïr, tot Baäl-Gad in het dal van de Libanon, aan de voet van de Hermon. Jozua doodde alle koningen die in dat gebied heersten.
18 Er was een lange oorlog voor nodig om dit resultaat te bereiken.
19 Geen enkele stad kreeg de kans met Israël vrede te sluiten, uitgezonderd de Chiwwieten uit Gibeon, alle anderen werden met geweld veroverd.