1 De stam van Simeon kreeg als volgende een stuk land toegewezen dat midden in het eerder aan Juda toegewezen gebied lag.
2-7 Hun erfdeel omvatte de volgende zeventien steden met de daarbij behorende dorpen: Berseba, Seba, Molada, Hazar-Sual, Bala, Ezem, Eltholad, Bethul, Chorma, Ziklag, Bet-Hammarchaboth, Hazar-Susa, Bet-Lebaoth, Saruhen, Aïn, Rimmon, Ether en Asan.
8 De steden die zich naar het zuiden uitstrekten tot aan Baälath-Beër (ook wel Rama in de Negev genoemd), werden aan de stam van Simeon gegeven.
9 Zo kwam het erfdeel van Simeons stam uit het vroegere gebied van Juda, want dat gebied bleek te groot te zijn voor Juda.