23-24 De volgende vier steden met weidegronden werden gegeven door de stam van Dan: Elteké, Gibbethon, Ajalon en Gath-Rimmon.
25 De halve stam van Manasse gaf de steden Taänach en Gath-Rimmon met de omringende weidegronden.
26 Zo kreeg de rest van de Kehatieten in totaal tien steden toegewezen.
27 De nakomelingen van Gerson, een andere groep Levieten, ontvingen twee steden met weidegrond van de stam van Manasse: de vrijstad Golan in Basan en Beësthera.
28-29 De stam van Issachar gaf vier steden: Kisjon, Dobrath, Jarmuth en En-Gannim, elk met de weidegronden.
30-31 De stam van Aser gaf vier steden met weidegrond: Misal, Abdon, Helkath en Rechob.
32 De stam van Naftali gaf de vrijstad Kedes in Galilea, Hammoth-Dor en Kartan.