27 Dit was hun verslag: ‘Wij kwamen in het land dat wij moesten verkennen. Het is inderdaad een land waar melk en honing vloeit, het is prachtig. Kijk maar eens naar dit fruit dat wij als bewijs hebben meegenomen.
28 Maar de mensen die daar wonen, zijn sterk en hun steden zijn goed versterkt en groot. We hebben zelfs reuzen, kinderen van Enak, gezien!
29 De Amalekieten wonen in het zuiden en de Hethieten, Jebusieten en Amorieten wonen in het bergland. Langs de kust van de Middellandse Zee en in het rivierdal van de Jordaan wonen de Kanaänieten.’
30 Toen kwam het volk in opstand tegen Mozes. Maar Kaleb trachtte het te kalmeren en zei: ‘Laten wij nu meteen optrekken en het land in bezit nemen, want wij zijn sterk genoeg om het te veroveren!’
31 ‘Niet tegen mensen die zo sterk zijn als zij,’ vonden de andere spionnen, ‘ze zouden ons vernietigen.’
32 Het verslag van de meerderheid van de spionnen was negatief: ‘Het land wemelt van de strijders en de mensen zijn allemaal krachtig gebouwd.
33 We hebben kinderen van Enak gezien, afstammelingen van de vroegere reuzen. We voelden ons als sprinkhanen bij hen vergeleken!’