1-3 Daarop zei de Here tegen Mozes: ‘Zeg tegen het volk Israël dat ieder stamhoofd een houten staf met zijn naam erin gegraveerd bij u moet brengen. Aärons naam moet op de staf van de stam Levi worden geschreven.
4 Plaats deze staven in het Heilige der Heiligen in de tabernakel, waar Ik u altijd ontmoet voor de ark.
5 Ik zal deze gebruiken om de man aan te wijzen die Ik heb gekozen, zijn staf zal tot bloei komen. Zo zal Ik de klachten van de Israëlieten tot zwijgen brengen!’
6 Mozes gaf deze woorden aan de Israëlieten door en ieder van de twaalf leiders (ook Aäron) bracht hem een staf.