9 Die nacht kwam God naar Bileam en vroeg hem: ‘Wie zijn die mannen die bij u zijn?’
10 ‘Koning Balak van Moab heeft hen gestuurd,’ antwoordde hij.
11 ‘De koning zegt dat er een volk uit Egypte is gekomen en aan de grens van Moab zijn kamp heeft opgeslagen. Hij wil dat ik onmiddellijk naar hem toe kom om dat volk te vervloeken, in de hoop dat hij het dan met succes kan bestrijden.’
12 ‘Ga daar niet naar toe!’ zei God tegen hem. ‘U mag hen niet vervloeken, want Ik heb hen gezegend.’
13 De volgende morgen zei Bileam tegen de boodschappers: ‘Gaat u maar terug naar uw land. De Here staat niet toe dat ik met u mee ga.’
14 Zo keerden de boodschappers terug en brachten Bileams weigering over aan koning Balak.
15 Maar Balak gaf de moed nog niet op. Hij stuurde opnieuw boodschappers, maar nu waren het er meer dan de eerste keer en zij waren nog hoger in aanzien.