11 ‘Wat hebt u nu gedaan?’ riep koning Balak vertwijfeld. ‘Ik heb u gezegd mijn vijanden te vervloeken en nu hebt u ze gezegend!’
12 Maar Bileam antwoordde: ‘Kan ik iets anders zeggen dan wat de Here mij opdraagt?’
13 Toen zei Balak tegen hem: ‘Kom mee naar een andere plek, daar kunt u het hele volk Israël overzien. Hier ziet u maar een gedeelte. Vervloek die Israëlieten dan vanaf die plek!’
14 Balak nam Bileam mee naar het veld van Sofim, op de top van de berg Pisga en bouwde daar zeven altaren. Op elk altaar offerde hij opnieuw een jonge stier en een ram.
15 Toen zei Bileam tegen de koning: ‘Blijf hier bij uw brandoffer staan, dan zal ik de Here om raad vragen.’
16 En de Here ontmoette Bileam en vertelde hem wat hij moest zeggen.
17 Zo keerde hij terug naar de plaats waar de koning en de andere vorsten van Moab naast hun brandoffers stonden. ‘Wat heeft de Here gezegd?’ vroeg de koning nieuwsgierig.