27 Toen zei de koning tegen Bileam: ‘Ik zal u naar een andere plek brengen. Misschien vindt God het goed dat u het volk vanaf dat punt vervloekt.’
28 Zo nam koning Balak Bileam mee naar de top van de berg Peor, vanwaar zij over de woestijn uitkeken.
29 Bileam zei de koning opnieuw zeven altaren te bouwen en zeven jonge stieren en rammen klaar te maken als offers.
30 De koning deed wat Bileam had gezegd en offerde op elk altaar een jonge stier en een ram.