1-2 Op een dag kwamen de dochters van Selofchad bij de ingang van de tabernakel met een verzoek aan Mozes, de priester Eleazar, de stamleiders en de anderen die daar bijeen waren. Deze vrouwen hoorden bij de stam van Manasse, de zoon van Jozef. Hun voorvader was Machir, de zoon van Manasse. Machirs zoon Gilead was hun overgrootvader, diens zoon Chefer was hun grootvader en diens zoon Selofchad hun vader. De namen van de vrouwen waren Machla, Noa, Hogla, Milka en Tirsa.