42-43 Dus hield Mozes een telling onder de oudste zonen in Israël van één maand en ouder, zoals de Here hem had opgedragen. Hij kwam op een totaal van 22.273.
44 Daarop zei de Here tegen Mozes:
45 ‘Geef Mij de Levieten in plaats van de oudste zonen van het volk Israël, en geef Mij het vee van de Levieten in plaats van de eerstgeborenen van het vee van de Israëlieten. Ja, de Levieten zullen Mij toebehoren, Ik ben de Here.
46 Om de 273 oudste zonen los te kopen die boven het aantal Levieten uitgaan,
47-48 moet u per persoon 55 gram zilver betalen aan Aäron en zijn zonen.’
49 Zo ontving Mozes het losgeld voor de 273 oudste zonen die het aantal Levieten te boven gingen.
50 Het totale losgeld bedroeg vijftien kilo zilver.