41 Na met hem te hebben afgerekend, reisden de Israëlieten van de berg Hor naar Salmona,
42 vandaar naar Punon,
43 vandaar naar Obot,
44 vandaar naar Ijje-Haäbarim, aan de grens van Moab.
45 Toen reisden zij verder naar Dibon-Gad,
46 vandaar naar Almon-Diblataïm en
47 toen verder naar het gebergte Abarim, dichtbij de berg Nebo.