6 Zo aanvaardde Mozes de wagens en de runderen en gaf ze aan de Levieten.
7 Twee wagens en vier runderen gaf hij aan de Gersonieten.
8 De overige vier wagens en acht runderen gingen naar de Merarieten, die onder leiding stonden van Itamar, de zoon van Aäron.
9 De Kehatieten kregen geen wagens of runderen, want zij droegen hun gedeelte van de tabernakel op hun schouders.
10 De leiders brachten ook wijdingsoffers op de dag dat het altaar werd ingewijd en plaatsten die voor het altaar.
11 De Here zei tegen Mozes: ‘Laat ieder van hen zijn geschenk voor de wijding van het altaar op een andere dag brengen.’
12 Nachson, de zoon van Amminadab, van de stam Juda, bracht zijn geschenk op de eerste dag.