6 Voor zo iemand is het reeds genoeg, dat het merendeel (van u) hem berispt heeft,
7 zodat gij nu integendeel hem vergiffenis moet schenken en hem vertroosten, opdat hij niet door overmatige droefenis overstelpt worde.
8 Daarom spoor ik u aan te besluiten hem liefde te betonen,
9 want ook dit was het doel van mijn schrijven, dat ik zou weten, of ik op u rekenen kon, dat gij in alles gehoorzaam waart.
10 Wie gij nu iets vergeeft, die vergeef ik het ook; want heb ik iets vergeven, gesteld dat ik iets vergeven heb, dan was het om uwentwil voor het aangezicht van Christus, opdat de satan op ons geen voordeel mocht behalen.
11 Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend.
12 Toen ik nu te Troas was gekomen om het evangelie van Christus te prediken, en mij een deur geopend was in de Here,