11 Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten de legerplaats verbrand.
12 Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden.
13 Laten wij derhalve tot Hem uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaad dragen.
14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.
15 Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden.
16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen.
17 Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u (aan hen), want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen.