8 verhardt uw harten niet, zoals bij de verbittering,ten dage van de verzoeking in de woestijn,
9 waar uw vaders Mij verzochten door Mij op de proef te stellen, hoewel zij mijn werken zagen, veertig jaren lang;
10 daarom heb Ik een afkeer gekregen van dit geslacht en Ik heb gezegd: Altijd dwalen zij met hun hart,en zij hebben mijn wegen niet gekend,
11 zodat Ik gezworen heb in mijn toorn: Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan!
12 Ziet toe, broeders, dat bij niemand uwer een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God,
13 maar vermaant elkander dagelijks, zolang men nog van een heden kan spreken, opdat niemand van u zich verharde door de misleiding der zonde;
14 want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden.