3 Want wij gaan tot [de] rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoals Hij gesproken heeft:gelijk Ik gezworen heb in mijn toorn:Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan,en toch waren zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed.
4 Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken: En God rustte op de zevende dag van al zijn werken;
5 en hier wederom: Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan.
6 Aangezien nog te wachten is, dat sommigen tot die rust zullen ingaan, en zij, die het evangelie eerst ontvangen hebben, niet ingegaan zijn wegens hun ongehoorzaamheid,
7 stelt Hij wederom een dag vast, heden, als Hij door David na zo lange tijd spreekt, zoals boven gezegd werd:Heden, indien gij zijn stem hoort,verhardt uw harten niet.
8 Want indien Jozua hen in de rust gebracht had, zou Hij niet (meer) over een andere, latere dag gesproken hebben.
9 Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God.