20 En in zoverre het niet zonder een plechtige eed plaats had – want genen zijn zonder eed priester geworden,
21 maar déze met een eed bij monde van Hem, die tot Hem sprak: De Here heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt priester in eeuwigheid –
22 in zoverre is Jezus ook van een beter verbond borg geworden.
23 En zíj zijn in groter getale priester geworden, omdat zij door de dood verhinderd werden het te blijven,
24 doch Híj heeft, juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan.
25 Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.
26 Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven;