10 Sora, Ajjalon en Hebron, die in Juda en in Benjamin liggen, vestingsteden.
11 Hij versterkte de vestingen, en zond er bevelhebbers heen, en voorraden van levensmiddelen, olie en wijn;
12 bovendien naar elke stad schilden en speren. En hij maakte ze buitengewoon sterk. Juda en Benjamin behoorden hem toe.
13 De priesters en de Levieten echter uit geheel Israël voegden zich uit hun gehele gebied bij hem,
14 want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezitting en gingen naar Juda en Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen het hun onmogelijk maakten voor de Here het priesterambt te bekleden.
15 Want hij stelde zich priesters aan voor de hoogten, voor de veldgeesten, en voor de kalveren die hij gemaakt had.
16 Na hen zijn uit al de stammen van Israël zij die hun hart erop gezet hadden de Here, de God van Israël, te zoeken, te Jeruzalem gekomen, om aan de Here, de God hunner vaderen, te offeren.