15 Want hij stelde zich priesters aan voor de hoogten, voor de veldgeesten, en voor de kalveren die hij gemaakt had.
16 Na hen zijn uit al de stammen van Israël zij die hun hart erop gezet hadden de Here, de God van Israël, te zoeken, te Jeruzalem gekomen, om aan de Here, de God hunner vaderen, te offeren.
17 Zij versterkten het koninkrijk Juda en waren gedurende drie jaren een krachtige steun voor Rechabeam, de zoon van Salomo, want zij bewandelden drie jaren de weg van David en Salomo.
18 Rechabeam nam zich tot vrouw Machalat, de dochter van Davids zoon Jerimot, (en van) Abihaïl, de dochter van Isaï’s zoon Eliab.
19 Zij baarde hem de zonen Jeüs, Semarja en Zaham.
20 Na haar nam hij Maäka, de dochter van Absalom; zij baarde hem Abia, Attai, Ziza en Selomit.
21 Rechabeam had Maäka, de dochter van Absalom, lief boven al zijn vrouwen en bijvrouwen; hij had namelijk achttien vrouwen en zestig bijvrouwen genomen en verwekte achtentwintig zonen en zestig dochters.