18 Rechabeam nam zich tot vrouw Machalat, de dochter van Davids zoon Jerimot, (en van) Abihaïl, de dochter van Isaï’s zoon Eliab.
19 Zij baarde hem de zonen Jeüs, Semarja en Zaham.
20 Na haar nam hij Maäka, de dochter van Absalom; zij baarde hem Abia, Attai, Ziza en Selomit.
21 Rechabeam had Maäka, de dochter van Absalom, lief boven al zijn vrouwen en bijvrouwen; hij had namelijk achttien vrouwen en zestig bijvrouwen genomen en verwekte achtentwintig zonen en zestig dochters.
22 Rechabeam stelde Abia, de zoon van Maäka, tot hoofd aan, tot een vorst onder zijn broeders, want hij wilde hem koning maken.
23 Hij handelde verstandig en verdeelde een aantal van zijn zonen over al de streken van Juda en Benjamin, over al de vestingsteden; hij gaf hun spijze in overvloed en zocht (voor hen) een menigte vrouwen.