2 Daarom geschiedde het in het vijfde jaar van koning Rechabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, optrok tegen Jeruzalem – want zij waren ontrouw geworden jegens de Here –
3 met twaalfhonderd wagens en zestigduizend ruiters, terwijl het volk, dat met hem uit Egypte kwam, Libiërs, Sukkieten en Ethiopiërs, niet te tellen was.
4 Hij nam de vestingsteden in, die tot Juda behoorden, en drong door tot Jeruzalem.
5 Toen kwam de profeet Semaja tot Rechabeam en de oversten van Juda, die wegens de komst van Sisak te Jeruzalem bijeen waren, en zeide tot hen: Zo zegt de Here: gij hebt Mij verlaten, nu heb Ik ook u verlaten en gegeven in de macht van Sisak.
6 Hierop verootmoedigden zich de oversten van Israël en de koning, en zij zeiden: De Here is rechtvaardig.
7 Toen de Here zag, dat zij zich verootmoedigd hadden, kwam het woord des Heren tot Semaja: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verdelgen, maar hun spoedig uitredding geven, zodat mijn toorn zich niet over Jeruzalem zal uitstorten door de hand van Sisak.
8 Zij zullen hem echter tot knechten zijn, zodat zij mijn dienst en de dienst van de koninkrijken der landen leren kennen.