15 Geheel Juda verheugde zich over de eed, want met geheel hun hart hadden zij gezworen, met geheel hun wil hadden zij de Here gezocht en Hij had Zich door hen laten vinden; Hij gaf hun vrede aan alle kanten.
16 Zelfs heeft koning Asa zijn moeder Maäka als gebiedster afgezet, omdat zij een gruwelijk beeld van Asjera gemaakt had. Asa hieuw haar gruwelijk beeld stuk, verpulverde en verbrandde het in het dal Kidron.
17 De offerhoogten verdwenen echter niet uit Israël; toch was het hart van Asa, zolang hij leefde, (de Here) volkomen toegewijd.
18 Hij bracht de heilige gaven van zijn vader en zijn eigen heilige gaven naar het huis Gods: zilver, goud en allerlei voorwerpen.
19 En er was geen oorlog tot het vijfendertigste jaar der regering van Asa.