2 hij ging Asa tegemoet en zeide tot hem: Hoort naar mij, Asa en geheel Juda en Benjamin! De Here is met u, zolang gij met Hem zijt; indien gij Hem zoekt, zal Hij Zich door u laten vinden; maar indien gij Hem verlaat, zal Hij u verlaten.
3 Lange tijd was Israël zonder de ware God, zonder priester die onderricht gaf, en zonder wet;
4 doch keerden zij in hun benauwdheid tot de Here, de God van Israël, terug en zochten zij Hem, dan liet Hij Zich door hen vinden.
5 In die tijden was er geen vrede voor hem die uitging noch voor hem die inging, maar er was grote beroering onder al de inwoners der landen:
6 volk botste tegen volk en stad tegen stad, want God bracht hen in beroering door allerlei benauwdheid.
7 Gij dan, weest sterk, en laten uw handen niet verslappen, want uw werk zal beloond worden.
8 Zodra Asa deze woorden hoorde, de profetie die Azarja, de zoon van Oded, gesproken had, greep hij moed, en hij deed de gruwelen weg uit het gehele land Juda en Benjamin, en uit de steden die hij op het gebergte van Efraïm ingenomen had. Ook vernieuwde hij het altaar van de Here, dat vóór de voorhal des Heren stond.