10 Toen werd Asa vertoornd op de ziener en hij zette hem in de gevangenis, want hij was hierover verbolgen op hem. Asa mishandelde in die tijd ook enigen uit het volk.
11 Zie, de geschiedenis van Asa, uit vroeger en later tijd, zij is beschreven in het boek der koningen van Juda en van Israël.
12 In het negenendertigste jaar van zijn regering werd Asa ziek aan zijn voeten en zijn ziekte werd hoogst ernstig. Doch zelfs in zijn ziekte zocht Asa geen hulp bij de Here, maar bij de heelmeesters.
13 Asa ging bij zijn vaderen te ruste en stierf in het éénenveertigste jaar van zijn regering;
14 men begroef hem in zijn graf, dat hij voor zich in de stad Davids had uitgehouwen; zij legden hem op een rustbed dat men gevuld had met specerijen en kruiden, naar de kunst der zalfbereiders gemengd; en zij ontstaken voor hem een zeer groot vuur.