6 Toen ontbood koning Asa geheel Juda; en de stenen en het hout waarmee Basa Rama versterkt had, namen zij weg; hij versterkte daarmee Geba en Mispa.
7 In die tijd kwam de ziener Chanani tot Asa, de koning van Juda, en zeide tot hem: Omdat gij gesteund hebt op de koning van Aram en niet gesteund hebt op de Here, uw God, daarom is het leger van de koning van Aram aan uw macht ontkomen.
8 Waren de Kusieten en de Libiërs niet een groot leger met zeer veel wagens en ruiters? Toch heeft de Here hen in uw macht gegeven, omdat gij op Hem gesteund hebt.
9 Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat. Gij hebt hierin dwaas gehandeld, want van nu af zult gij oorlogen hebben.
10 Toen werd Asa vertoornd op de ziener en hij zette hem in de gevangenis, want hij was hierover verbolgen op hem. Asa mishandelde in die tijd ook enigen uit het volk.
11 Zie, de geschiedenis van Asa, uit vroeger en later tijd, zij is beschreven in het boek der koningen van Juda en van Israël.
12 In het negenendertigste jaar van zijn regering werd Asa ziek aan zijn voeten en zijn ziekte werd hoogst ernstig. Doch zelfs in zijn ziekte zocht Asa geen hulp bij de Here, maar bij de heelmeesters.