13 Hij had veel voorraden in de steden van Juda, en in Jeruzalem krijgslieden, dappere helden.
14 Dit is hun telling naar hun families: van Juda waren oversten van duizend: de overste Adna, met driehonderdduizend dappere helden;
15 naast hem stond de overste Jochanan, met tweehonderdtachtigduizend;
16 naast deze stond Amasja, de zoon van Zikri, die zich vrijwillig aan de Here gegeven had, met tweehonderdduizend dappere helden.
17 En van Benjamin een dappere held: Eljada, met tweehonderdduizend man, uitgerust met boog en schild;
18 naast hem stond Jozabad met honderdtachtigduizend man, ten strijde toegerust.
19 Dezen waren het, die de koning dienden, ongerekend degenen die de koning in de vestingsteden in geheel Juda had gelegd.