2 Kronieken 23:13-19 NBG51

13 en zag, zie, daar stond de koning bij zijn zuil aan de ingang; en bij de koning de oversten met de trompetten, ook al het volk des lands, dat zich verheugde en op de trompetten blies, en de zangers met de muziekinstrumenten, die leiding gaven bij de lofzang. Toen verscheurde Atalja haar klederen en riep: Verraad! verraad!

14 Daarop deed de priester Jojada de oversten over honderd, de bevelhebbers van het leger, naar buiten gaan en zeide tot hen: Brengt haar tussen de gelederen naar buiten, en wie haar volgt, moet met het zwaard gedood worden. Want de priester had gezegd: Gij zult haar niet ter dood brengen in het huis des Heren.

15 Daarop sloegen zij de handen aan haar, en toen zij bij de ingang van de Paardenpoort van het koninklijk paleis gekomen was, bracht men haar daar ter dood.

16 Toen sloot Jojada een verbond tussen zich en het gehele volk en de koning, dat zij een volk des Heren zouden zijn.

17 Het gehele volk ging naar de tempel van Baäl, zij haalden die omver, verbrijzelden zijn altaren en zijn beelden, en doodden Mattan, de priester van Baäl, vóór de altaren.

18 Jojada droeg de gehele zorg voor het huis des Heren op aan de levitische priesters die David over het huis des Heren verdeeld had om de brandoffers des Heren te offeren, zoals voorgeschreven is in de wet van Mozes, met vreugde en met gezang, naar de regeling van David.

19 Voorts plaatste hij de poortwachters bij de poorten van het huis des Heren, opdat niemand, die in enig opzicht onrein was, zou binnenkomen.