9 Uzzia bouwde in Jeruzalem torens aan de Hoekpoort, aan de Dalpoort en aan de Punt, en hij versterkte die.
10 Ook bouwde hij torens in de woestijn en hieuw veel putten uit, omdat hij veel vee bezat, zowel in de Laagte als op de Hoogvlakte; verder had hij landbouwers en wijngaardeniers op de bergen en in het vruchtbare land, want hij hield van de landbouw.
11 Voorts had Uzzia een leger, ten oorlog geoefend, dat te velde trok, ingedeeld in troepen volgens de telling door de schrijver Jeïel en de beambte Maäseja, onder leiding van Chananja, één van de oversten des konings.
12 Het gehele getal van de familiehoofden der krijgsknechten bedroeg tweeduizend zeshonderd.
13 Onder hun leiding stond een leger van driehonderdzevenduizend vijfhonderd tot de krijg geoefende strijdbare mannen om de koning tegen de vijand te helpen.
14 Uzzia verschafte aan het gehele leger schilden, speren, helmen, pantsers, bogen en slingerstenen.
15 Ook vervaardigde hij te Jeruzalem kunstig bedachte oorlogswerktuigen om op de torens en de hoeken geplaatst te worden tot het afschieten van pijlen en grote stenen. Wijd en zijd verbreidde zich zijn roem, want hij werd wonderbaar geholpen, totdat hij machtig geworden was.