32 Het aantal brandoffers dat de gemeente bracht, was zeventig runderen, honderd rammen en tweehonderd schapen. Deze dienden alle tot een brandoffer voor de Here.
33 En de heilige gaven bestonden uit zeshonderd runderen en drieduizend stuks kleinvee.
34 Er waren echter te weinig priesters, zodat zij niet al de brandoffers de huid konden aftrekken, maar hun broeders, de Levieten, hielpen hen, totdat het werk gereed was en de priesters zich geheiligd hadden. Want de Levieten hadden met hun heiliging meer ernst gemaakt dan de priesters.
35 Ook waren er brandoffers in overvloed met de vetstukken der vredeoffers en met de plengoffers voor het brandoffer. Aldus werd de dienst van het huis des Heren hersteld.
36 Jechizkia en het gehele volk verheugden zich over wat God zijn volk bereid had, want onverwacht was deze zaak geschied.