7 Weest dan niet als uw vaderen en als uw broeders, die ontrouw geweest zijn jegens de Here, de God hunner vaderen, zodat Hij hen maakte tot een voorwerp van ontzetting, zoals gij ziet.
8 Weest thans niet hardnekkig zoals uw vaderen, geeft de Here uw hand en komt tot zijn heiligdom, dat Hij voor altijd geheiligd heeft, en dient de Here, uw God, opdat zijn brandende toorn zich van u afkere.
9 Want, wanneer gij wederkeert tot de Here, dan zullen uw broeders en zonen erbarming vinden bij degenen die hen als gevangenen hebben weggevoerd, en dan zullen zij naar dit land wederkeren. Want genadig en barmhartig is de Here, uw God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert.
10 Toen de ijlboden van stad tot stad door het land van Efraïm en Manasse trokken en tot Zebulon toe, lachte men hen uit en bespotte men hen.
11 Maar enige mannen uit Aser, Manasse en Zebulon verootmoedigden zich en kwamen naar Jeruzalem.
12 Ook in Juda bewerkte de hand Gods, dat zij één van zin waren, om het gebod des konings en der oversten naar het woord des Heren te volbrengen.
13 En er kwam veel volk te Jeruzalem bijeen, om het feest der ongezuurde broden in de tweede maand te vieren, een zeer talrijke gemeente.