18 (Zij deelden uit) aan hen die in de registers ingeschreven waren met heel hun familie, vrouwen, zonen en dochters, namelijk aan de gehele stand. Want met getrouwheid wijdden zij zich aan het heilige.
19 De zonen van Aäron, de priesters, die in het weidegebied van hun steden woonden, hadden in elke stad mannen, met name genoemd, die aan alle mannelijke leden van de priesterfamilies, en aan ieder van de Levieten die in de registers was ingeschreven, een deel moesten geven.
20 Aldus handelde Jechizkia in geheel Juda. Hij deed wat goed en recht en trouw was voor het aangezicht van de Here, zijn God.
21 In al het werk, dat hij begon met betrekking tot de dienst van het huis Gods, tot de wet en het gebod, waarin hij zijn God zocht, handelde hij met volle toewijding en was hij voorspoedig.