3 De koning van Egypte zette hem af in Jeruzalem, en legde het land een boete op van honderd talenten zilver en een talent goud.
4 Toen maakte de koning van Egypte zijn broeder Eljakim koning over Juda en Jeruzalem en veranderde zijn naam in Jojakim. En Neko nam zijn broeder Joachaz mee en bracht hem naar Egypte.
5 Jojakim was vijfentwintig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here, zijn God.
6 Nebukadnessar, de koning van Babel, trok tegen hem op en boeide hem met twee koperen ketenen om hem naar Babel te voeren.
7 Een deel van het gerei van het huis des Heren bracht Nebukadnessar naar Babel en hij plaatste het in zijn paleis te Babel.
8 Het overige van de geschiedenis van Jojakim, de gruwelen die hij bedreven heeft, en het kwaad dat in hem gevonden werd, zie, dit is beschreven in het boek der koningen van Israël en van Juda. Zijn zoon Jojakin werd koning in zijn plaats.
9 Jojakin was achttien jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde drie maanden en tien dagen in Jeruzalem. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren.