9 Jojakin was achttien jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde drie maanden en tien dagen in Jeruzalem. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren.
10 In het daarop volgende jaar liet koning Nebukadnessar hem naar Babel brengen met het kostbare gerei van het huis des Heren. En hij maakte zijn bloedverwant Sedekia koning over Juda en Jeruzalem.
11 Sedekia was eenentwintig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem.
12 Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here, zijn God. Hij verootmoedigde zich niet voor de profeet Jeremia, die in opdracht van de Here sprak.
13 Ook kwam hij in opstand tegen koning Nebukadnessar, die hem bij God een eed had doen afleggen; hij verhardde zijn nek en verstokte zijn hart, zodat hij zich niet bekeerde tot de Here, de God van Israël.
14 Eveneens maakten al de oversten van de priesters en het volk zich voortdurend aan ontrouw schuldig, naar al de gruwelen der volken; zij maakten het huis des Heren onrein, dat Hij in Jeruzalem geheiligd had.
15 De Here, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning,