1 Ook maakte hij een koperen altaar; het was twintig el lang, twintig el breed en tien el hoog.
2 Voorts maakte hij de zee, van gietwerk, tien el van rand tot rand, geheel rond, vijf el hoog, terwijl een meetsnoer van dertig el haar rondom kon omspannen.
3 Om de onderkant heen bevonden zich afbeeldingen van runderen, die haar geheel omgaven, tien el, geheel rondom de zee, twee rijen runderen, in één gietsel met haar gegoten.
4 Zij stond op twaalf runderen, waarvan drie noordwaarts gekeerd waren, drie westwaarts, drie zuidwaarts en drie oostwaarts; de zee rustte boven op hen en al hun achterdelen waren binnenwaarts gewend.