16 ook de potten, de scheppen, de vorken met al hun toebehoren maakte Churam-Abi van gepolijst koper voor koning Salomo voor het huis des Heren.
17 In de Streek van de Jordaan goot de koning ze, in diepe grond, tussen Sukkot en Seredata.
18 Salomo maakte al deze voorwerpen in zeer grote hoeveelheid; het gewicht aan koper werd dan ook niet berekend.
19 Ook maakte Salomo al de voorwerpen van het huis Gods, het gouden altaar, de tafels waarop het toonbrood lag,
20 de kandelaars en hun lampen, die volgens het voorschrift voor de achterzaal moesten branden, alles van gedegen goud;
21 de kelken, lampen en snuiters van goud, van het louterste goud;
22 de messen, sprengbekkens, schotels en vuurpannen van gedegen goud; de ingang van het huis, zijn binnenste deuren naar het heilige der heiligen, en de deuren van de hoofdzaal van de tempel, van goud.