2 versterkte Salomo de steden die Churam aan Salomo gegeven had, en liet hij de Israëlieten daarin wonen.
3 Ook trok Salomo naar Hamat-Soba en overweldigde het.
4 Daarna versterkte hij Tadmor in de woestijn en al de voorraadsteden die hij in Hamat gebouwd had.
5 Voorts versterkte hij Hoog-Bet-Choron en Laag-Bet-Choron, vestingsteden met muren, deuren en grendels;
6 ook Baälat en al de voorraadsteden die Salomo had, al de wagensteden en de ruitersteden, al hetgeen Salomo begeerde te bouwen in Jeruzalem, op de Libanon en in het gehele land zijner heerschappij.
7 Al het volk dat overgebleven was van de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten, die niet tot Israël behoorden –
8 diegenen van hun nakomelingen, welke na hen in het land waren overgebleven en door de Israëlieten niet waren verdelgd, riep Salomo op om herendiensten te verrichten tot op de huidige dag.