6 Zijn linkerarm is onder mijn hoofden zijn rechterarm omvangt mij!
7 Ik bezweer u, dochters van Jeruzalem,bij de gazellen of bij de hinden des velds:wekt de liefde niet op en prikkelt haar niet,vóórdat het haar behaagt.
8 Hoor – mijn geliefde!Zie, daar komt hij,springend over de bergen,huppelend over de heuvelen.
9 Mijn geliefde is als een gazelof het jong van een hert.Zie, hij staat achter onze muur,kijkend door de vensters, spiedend door de traliën.
10 Mijn geliefde gaat tot mij spreken:Sta toch op, mijn liefste,mijn schone, en kom.
11 Want zie, de winter is voorbij,de regen is over, verdwenen.
12 De bloemen vertonen zich op het veld,de zangtijd is aangebroken,en ’t gekir van de tortel wordt gehoord in ons land.