1 – Ik ben gekomen tot mijn hof,mijn zuster, bruid,ik plukte mijn mirre en mijn balsem,ik at mijn raat en mijn honig,ik dronk mijn wijn en mijn melk.Eet, vrienden, drinkt,en wordt dronken, genoten.
2 Ik sliep, maar mijn hart was wakker.Hoor, mijn geliefde klopt aan.„Doe mij open, mijn zuster, mijn liefste,mijn duive, mijn volmaakte,want mijn hoofd is vol dauw,mijn lokken zijn vol druppels van de nacht.”
3 „Ik heb mijn kleed reeds afgelegd,hoe zou ik het weer aandoen?Ik heb mijn voeten gewassen,hoe zou ik ze weer verontreinigen?”
4 Mijn geliefde stak zijn hand door de openingen mijn hart werd onstuimig over hem.
5 Ik stond op om mijn geliefde open te doen,mijn handen dropen van mirre,mijn vingers van vloeiende mirreop de greep van de grendel.
6 Ik deed mijn geliefde open,maar mijn geliefde was weg, verdwenen!Mijn ziel bezwijmde, toen hij sprak,ik zocht hem, maar vond hem niet,ik riep hem, maar hij antwoordde mij niet.