2 Uw navel is een welgerond bekken,waaraan geen gemengde wijn ontbreke;uw schoot is een tarwehoop,omzoomd met leliën.
3 Uw beide borsten zijn als tweelingjongenvan gazellen.
4 Uw hals is als de ivoren toren,uw ogen zijn als de vijvers van Chesbonbij de poort Bat-Rabbim,uw neus is als de toren van de Libanon,uitziende op Damascus.
5 Uw hoofd op u is als de Karmel,uw haardos is als purper:een Koning is gevangen in die lokken.
6 – Hoe schoon zijt gij, liefde;hoe heerlijk onder wat men verlangen kan!
7 – Ja, uw ranke gestalte is als een palm,en uw borsten zijn als dadeltrossen.
8 Ik zeide: Ik wil die palm beklimmenen zijn vruchtentrossen plukken.Mogen uw borsten als druiventrossen zijn,de geur van uw adem zij als appels,