1 De bazuin aan uw mond! Als een arend (komt het) tegen het huis des Heren! Omdat zij mijn verbond hebben overtreden en tegen mijn wet gerebelleerd.
2 Tot Mij roepen zij: Mijn God! Wij, Israël, kennen U!
3 Doch Israël verfoeit het goede – de vijand achtervolgt hem.
4 Zij hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; vorsten, zonder dat Ik ervan wist. Van hun zilver en hun goud hebben zij zich afgodsbeelden gemaakt tot hun verderf.