30 Gil het uit, o dochter van Gallim! Pas op, Laïs! Arm Anatot!
31 Madmena vlucht, de inwoners van Gebim bergen zich.
32 Nog heden stellen zij zich op te Nob: zij zwaaien hun handen in de richting van de berg der dochter van Sion, de heuvel van Jeruzalem.
33 Zie, de Here, de Here der heerscharen, houwt met vervaarlijke kracht de loverkroon af, de rijzige stammen worden omgehouwen en de hoge geveld;
34 het dichte gewas van het woud houwt Hij af met het ijzer, en de Libanon zal vallen door de Heerlijke.