13 Verdwaasd zijn de vorsten van Soan, bedrogen de vorsten van Nof; zij die de hoeksteen zijner stammen zijn, leiden Egypte op een doolweg.
14 De Here heeft hun een geest van bedwelming ingegoten, zodat zij Egypte op een doolweg leiden bij al wat het doet, zoals een beschonkene in zijn uitbraaksel tuimelt.
15 En Egypte zal geen werk hebben, dat door kop of staart, palmtak of riet, zou kunnen gedaan worden.
16 Te dien dage zullen de Egyptenaren zijn als vrouwen: zij zullen sidderen en vrezen voor de dreigende hand van de Here der heerscharen, waarmee Hij hen bedreigt;
17 en het land Juda zal voor Egypte een schrik zijn; zo dikwijls iemand het daaraan herinnert, zal het vrezen voor het besluit dat de Here der heerscharen ertegen neemt.
18 Te dien dage zullen er vijf steden in het land Egypte zijn, die de taal van Kanaän spreken en die bij de Here der heerscharen zweren; één zal genoemd worden: stad der verwoesting.
19 Te dien dage zal er een altaar voor de Here zijn midden in het land Egypte en aan zijn grens een opgerichte steen voor de Here.