9 De Here der heerscharen heeft het besloten om heel die pralende trots te ontluisteren, om alle geëerden der aarde verachtelijk te maken.
10 Overstroom uw land als de Nijl, dochter van Tarsis, er is geen dam meer.
11 Hij heeft zijn hand uitgestrekt over de zee, Hij heeft koninkrijken doen beven; de Here heeft aangaande Kanaän bevel gegeven zijn vestingen te verwoesten,
12 en Hij heeft gezegd: Gij zult niet langer uitgelaten zijn, gij onteerde maagd, dochter van Sidon. Sta op, steek over naar de Kittiërs; zelfs daar zal u geen rust beschoren zijn.
13 Zie, het land der Chaldeeën – dit volk, dat niet meer bestaat; Assur bestemde het voor de woestijndieren; zij richtten hun stormtorens op, zij slechtten zijn burchten –, men maakte het tot een bouwval.
14 Jammert, schepen van Tarsis, want uw vesting is verwoest.
15 En het zal te dien dage geschieden, dat Tyrus vergeten zal worden, zeventig jaar lang, de dagen van één koning. Ten einde van zeventig jaar zal het Tyrus vergaan naar het lied op de hoer: