1 Te dien dage zal in het land Juda dit lied gezongen worden: Wij hebben een sterke stad; Hij stelt heil tot muren en voorwal.
2 Opent de poorten, opdat een rechtvaardig volk binnenga, dat zijn trouw bewaart.
3 Standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede, omdat men op U vertrouwt.
4 Vertrouwt op de Here voor immer, want de Here Here is een eeuwige rots.
5 Want Hij heeft de bewoners der hoogte, der ontoegankelijke veste neergeworpen, Hij vernedert haar, vernedert haar tot de grond toe, doet haar tot in het stof neerstorten.
6 Voeten zullen haar vertreden: de voeten der ellendigen, de treden der geringen.
7 Het pad des rechtvaardigen is effen; Gij baant voor de rechtvaardige een effen spoor.