4 Vertrouwt op de Here voor immer, want de Here Here is een eeuwige rots.
5 Want Hij heeft de bewoners der hoogte, der ontoegankelijke veste neergeworpen, Hij vernedert haar, vernedert haar tot de grond toe, doet haar tot in het stof neerstorten.
6 Voeten zullen haar vertreden: de voeten der ellendigen, de treden der geringen.
7 Het pad des rechtvaardigen is effen; Gij baant voor de rechtvaardige een effen spoor.
8 Ook in de weg uwer gerichten hebben wij U verwacht, o Here; naar uw naam en naar uw gedachtenis ging ons zielsverlangen uit.
9 Van ganser harte verlang ik naar U in de nacht, ja, uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U; want wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid.
10 Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert geen gerechtigheid; hij handelt slecht in een land van recht en de majesteit des Heren ziet hij niet.