2 Te dien dage zal er een wijngaard zijn, die bruisende wijn voortbrengt; zingt van hem in beurtzang.
3 Ik, de Here, zijn behoeder, zal hem aldoor drenken; opdat niets hem beschadige, zal Ik hem nacht en dag behoeden.
4 Ik voed geen grimmigheid; vond Ik maar dorens en distels, strijdend zou Ik dan daarop lostrekken, ze tezamen in brand steken –
5 tenzij men mijn bescherming aangrijpt, met Mij vrede maakt, vrede met Mij maakt.
6 In de komende dagen zal Jakob wortel schieten, Israël bloeien en uitspruiten, zodat zij de wereld met vruchten vervullen.
7 Heeft Hij hen geslagen, zoals degene geslagen werd, die hen sloeg? Zijn zij gedood, zoals hun gedoden gedood werden?
8 Door te verjagen, te verdrijven hebt Gij ze bestreden; Hij heeft ze verwijderd door zijn harde wind ten dage van de oostenwind.