8 Ja, alle tafels zijn vol walgelijk braaksel, geen plek is er over.
9 „Wie wil hij kennis leren en wie wil hij een openbaring doen verstaan? Hun die van de melk gespeend, aan de borst ontwend zijn?
10 Want het is wet op wet, wet op wet, eis op eis, eis op eis, hier wat, daar wat.”
11 Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft:
12 Dit is de rust, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing – maar zij wilden niet horen.
13 Zo zal voor hen het woord des Heren zijn: wet op wet, wet op wet, eis op eis, eis op eis, hier wat, daar wat, opdat zij bij hun gaan achterwaarts struikelen en te pletter vallen, verstrikt en gevangen worden.
14 Daarom, hoort het woord des Heren, gij spotters, heersers over dit volk in Jeruzalem.