1 Wee Vuurhaard, Vuurhaard, veste waar David zich legerde! Voegt jaar bij jaar, laat de feesten hun kringloop volbrengen;
2 maar Ik zal de Vuurhaard benauwen, dan zal er gekreun en gesteun zijn, en het zal Mij als een vuurhaard zijn.
3 Dan zal Ik Mij rondom tegen u legeren en u met wachtposten insluiten en schansen tegen u opwerpen.
4 Dan zult gij diep uit de grond spreken en uw woord zal uit het stof gedempt opklinken; als van de geest van een dode zal uw stem uit de grond komen en uw woord zal uit het stof piepen.
5 Maar de menigte uwer vijanden zal worden als fijn stof en de menigte der geweldenaars als wegstuivend kaf; onverwachts, plotseling zal het geschieden.
6 Gij zult door de Here der heerscharen bezocht worden met donder, aardbeving en geweldig gedreun, wind, storm en verterende vuurvlam.