11 Beeft, zorgelozen; siddert, gerusten! Ontkleedt u, ontbloot u en omgordt de heupen (met rouwgewaad!)
12 Slaat u rouwklagend op de borst om de kostelijke velden, om de vruchtbare wijnstok,
13 om het akkerland van mijn volk, waar doornen en distelen opschieten, ja om al de huizen van vermaak in de uitgelaten veste.
14 Want de burcht ligt verlaten, het rumoer der stad is in eenzaamheid veranderd. Ofel en Wachttoren zijn voor altijd tot spelonken geworden, een vreugde voor de wilde ezels, een weide voor de kudden,
15 totdat over ons uitgestort wordt de Geest uit den hoge.Dan wordt de woestijn een gaarde en de gaarde gelijkt een woud;
16 dan woont het recht in de woestijn en de gerechtigheid verblijft in de gaarde.
17 En de vrucht der gerechtigheid zal vrede zijn, de uitwerking der gerechtigheid rust en veiligheid tot in eeuwigheid.