13 om het akkerland van mijn volk, waar doornen en distelen opschieten, ja om al de huizen van vermaak in de uitgelaten veste.
14 Want de burcht ligt verlaten, het rumoer der stad is in eenzaamheid veranderd. Ofel en Wachttoren zijn voor altijd tot spelonken geworden, een vreugde voor de wilde ezels, een weide voor de kudden,
15 totdat over ons uitgestort wordt de Geest uit den hoge.Dan wordt de woestijn een gaarde en de gaarde gelijkt een woud;
16 dan woont het recht in de woestijn en de gerechtigheid verblijft in de gaarde.
17 En de vrucht der gerechtigheid zal vrede zijn, de uitwerking der gerechtigheid rust en veiligheid tot in eeuwigheid.
18 En mijn volk zal in een verblijf des vredes wonen, in veilige woningen, in oorden van ongestoorde rust,
19 zelfs wanneer het hagelt, zodat het woud terneder stort en de stad in de diepte neerzinkt.